Om bepaalde dier- en plantensoorten in
Vlaanderen te laten overleven, zal de mens zelf een handje moeten toesteken.
Sommige soorten geraken niet meer zelf in een gunstiger leefgebied. Er wordt
gewerkt aan een beleidsplan dat translocaties administratief moet
vereenvoudigen.
"Translocatie" of
"kolonisatie", het verplaatsen van dieren naar een gunstiger
leefgebied waar ze zelf niet zouden geraken, is lang controversieel geweest bij
natuurverenigingen. "We moeten de natuur zijn gang laten gaan", was
een vaak gehoord argument, maar intussen lijkt er geen andere oplossing meer om
het voortbestaan van bepaalde soorten te garanderen.
Het Agentschap voor Natuur en Bos werkt daarom
aan een beleidsplan dat toelaat om translocaties uit te voeren zonder dat er
een hele papiermolen doorlopen moet worden, schrijft De Standaard vandaag. De
huidige regelgeving laat translocatie in principe niet toe. "Het is een
soort beslismatrix, een stappenplan waarbij je als beheerder van een
natuurgebied kunt nagaan of er al dan niet nog een gezonde populatie van een
bepaalde soort in je gebied zit", legt Joachim Mergeay van het Instituut
voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) uit aan VRT NWS. Het Instituut staat het Agentschap voor
Natuur en Bos bij. Er zijn immers heel wat diersoorten die niet meer kunnen
migreren en dreigen te verdwijnen door inteelt. De enige manier om ze te
redden, is ze overbrengen naar een gunstiger leefgebied.
"5 na 12 voor de vroedmeesterpad"
Een concreet voorbeeld van een soort waarvoor
het "5 na 12" is, is de vroedmeesterpad (foto boven). "Die
zitten nog maar op een handvol plaatsen", zegt Mergeay. "Dat is het
gevolg van decennia van inteelt. Er loopt nu een kweekprogramma. Jonge dieren
worden dan uitgezet in een geschikt gebied."
Hetzelfde geldt voor de rugstreeppad die
voorkomt in heide- en duingebieden. Vroeger kwam ze in de hele kustregio voor,
maar als gevolg van urbanisatie leeft ze enkel nog in De Panne en
Nieuwpoort. "Er is in het Zwin in
Knokke-Heist gewerkt aan een verbetering van het leefgebied, maar die soort
geraakt er zelf niet meer. In De Panne worden er eisnoeren opgekweekt in
poeltjes, de nakomelingen worden dan uitgezet in het Zwin (foto)."
"Door ze zelf gecontroleerd op te kweken
kan je veel grotere aantallen uitzetten en veel sneller een gezonde populatie
krijgen. Dit is een situatie waarbij het geschikte leefgebied voorhanden is,
maar waar de soort er zelf niet meer geraakt. Het zou best kunnen dat die soort
er ooit wel nog zelf geraakt, maar het zou ook kunnen dat de soort tegen dan
misschien al uitgestorven is."
Ook de populatie van de gladde slang in het
heidegebied van Mol is bedreigd, legt Mergeay uit. "Dat al niet zo grote
gebied wordt door twee kanalen in vieren gesneden. Er is geen uitwisseling
meer, dus daar moeten we af en toe naartoe gaan om de dieren te verplaatsen
omdat ze zelf niet kunnen zwemmen."
"Een bos planten is toch ook niet
abnormaal?"
Vissen worden door de mens al jaren op allerlei
plaatsen uitgezet. Dat is mogelijk omdat de visserijwetgeving een uitzondering
vormt op de rest van de wetgeving rond soortenbeheer. Zo loopt er een project met de kwabaal. Het
dier was uitgestorven in België. Dieren uit Noord-Frankrijk zijn in kweek in
Linkebeek en worden jaarlijks uitgezet in verschillende beken in Vlaanderen.
"Hoewel dit al jaren loopt, lijkt het momenteel enkel succesvol in een
zijbeek van de Grote Nete."
"We vinden het normaal om translocaties
uit te voeren met bomen en struiken, ook in natuurgebied, niets abnormaals aan
"een bos planten"", stelt Mergeay. "Dus waarom ook niet met
andere planten en dieren?"
Ellen Maerevoet