Een uit de kluiten gewassen grote broer van de hooiwagen verovert Nederland in sneltempo. Meer dan waarschijnlijk zit het dier, dat van het ene pootuiteinde tot het andere pootuiteinde een spanwijdte van 18 centimeter haalt, ook al in Vlaanderen. ”Eén troost: hooiwagens komen zelden binnen”, zegt spinnenkenner Koen Van Keer.
De langpotige beestjes zijn al waargenomen in groepen van honderden tot meer dan duizend stuks, stelt de Nederlandse hooiwagenexpert Hay Wijnhoven. Ze behoren tot het geslacht Leiobunumen. Gelukkig doen de megahooiwagens niemand kwaad.
Ze zitten graag in dichte kluwen onder dakgoten, raamkozijnen en op muren. De dieren zijn herkenbaar aan de donkere rug met een groene metaalglans. De buikzijde is opvallend lichtgekleurd. Het gevaar bestaat wel dat deze hooiwagen andere, kleinere soorten zal verdringen, aldus Wijnhoven. Ook in Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk komt de soort veel voor.
De Antwerpse spinnenkenner Koen Van Keer zet de puntjes op de ’i’: ”Hooiwagens zijn geen echte spinnen. Ze behoren tot de zelfde klasse als de spinnen, de klasse van de arachnidae, die is onderverdeeld in de ordes van de hooiwagens, spinnen, teken en mijten, schorpioenen en pseudoschorpioenen.
Trilspinnen
Hooiwagens hebben ook acht poten, maar ze kunnen bijvoorbeeld geen web maken. Mensen verwarren hooiwagens al te vaak met trilspinnen, die je wel massaal binnen in huis aantreft. Een trilspin heeft een tweeledig lijf, terwijl een hooiwagen gewoon een ’bolleke’ met poten is.”
Volgens Koen Van Keer is 18 centimeter een indrukwekkende spanwijdte, ”zeker met al die poten. Maar langs de andere kant: onze grote huisspin heeft ook poten van 7 centimeter. Als je die totale spanwijdte neemt inclusief het lijf, zit je ook al gauw aan 16 centimeter, en een gewone huisspin ziet er toch net iets vleziger en behaard uit. Eén troost: hooiwagens komen zelden of nooit binnen in huis. Ze blijven altijd buiten in de tuin of plakken onder de goten of tegen gevels. Ik neem aan dat als er daar zo’n hele groep van honderden reuzenhooiwagens samen klit, je wel even terugdeinst.”
De langpotige beestjes zijn al waargenomen in groepen van honderden tot meer dan duizend stuks, stelt de Nederlandse hooiwagenexpert Hay Wijnhoven. Ze behoren tot het geslacht Leiobunumen. Gelukkig doen de megahooiwagens niemand kwaad.
Ze zitten graag in dichte kluwen onder dakgoten, raamkozijnen en op muren. De dieren zijn herkenbaar aan de donkere rug met een groene metaalglans. De buikzijde is opvallend lichtgekleurd. Het gevaar bestaat wel dat deze hooiwagen andere, kleinere soorten zal verdringen, aldus Wijnhoven. Ook in Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk komt de soort veel voor.
De Antwerpse spinnenkenner Koen Van Keer zet de puntjes op de ’i’: ”Hooiwagens zijn geen echte spinnen. Ze behoren tot de zelfde klasse als de spinnen, de klasse van de arachnidae, die is onderverdeeld in de ordes van de hooiwagens, spinnen, teken en mijten, schorpioenen en pseudoschorpioenen.
Trilspinnen
Hooiwagens hebben ook acht poten, maar ze kunnen bijvoorbeeld geen web maken. Mensen verwarren hooiwagens al te vaak met trilspinnen, die je wel massaal binnen in huis aantreft. Een trilspin heeft een tweeledig lijf, terwijl een hooiwagen gewoon een ’bolleke’ met poten is.”
Volgens Koen Van Keer is 18 centimeter een indrukwekkende spanwijdte, ”zeker met al die poten. Maar langs de andere kant: onze grote huisspin heeft ook poten van 7 centimeter. Als je die totale spanwijdte neemt inclusief het lijf, zit je ook al gauw aan 16 centimeter, en een gewone huisspin ziet er toch net iets vleziger en behaard uit. Eén troost: hooiwagens komen zelden of nooit binnen in huis. Ze blijven altijd buiten in de tuin of plakken onder de goten of tegen gevels. Ik neem aan dat als er daar zo’n hele groep van honderden reuzenhooiwagens samen klit, je wel even terugdeinst.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten