Foto's: Swa Vleminckx
Een krant uit Hanoi meldde dat de zogeheten gouden slak (Pomacea Pomacea sl), die zes jaar geleden als delicatesse in Vietnam is geïntroduceerd, vorig najaar bij een overstroming uit de kweekvijvers spoelde en inmiddels 31 duizend hectare rijstvelden heeft kaalgevreten.
Vietnamese biologen schijnen bij de introductie al gewaarschuwd te hebben voor de gevaren. Nadat de eerste exemplaren ontsnapt waren, verbood de regering enkele jaren geleden, tevergeefs, de slakkencultuur. Vorig jaar gaf de Vietnamese premier Vo Van Kiet persoonlijk opdracht de kwekerijen te sluiten. Juist in die tijd deden zich de overstromingen voor.
De Winter kent de Vietnamese soort niet, evenmin als dr E. Gittenberger van het Nationaal Natuurhistorisch Museum in Leiden. Maar dat is niet vreemd, aldus De Winter. Het geslacht Pomacea telt veel soorten en ondersoorten. Hun gedrag is meestal hetzelfde. Het zijn grote dieren met een slakkehuis van vijf centimeter doorsnee. Van oorsprong komen ze uit Zuid-Amerika, met name Argentinië.
Het zijn eigenlijk zoetwaterslakken, maar ze leven volgens De Winter amfibisch. Ze houden het dus ook op het land uit. Rijstvelden zijn ideaal voor ze, want die staan meestal onder water. Vrouwtjesslakken leggen in augustus en september om de twee tot drie dagen circa vijfhonderd eieren.
De eerste melding dat de appelslak een plaag werd, komt volgens De Winter uit Japan en dateert uit 1986. Ook daar vrat de als voedsel geïntroduceerde slak op grote schaal jonge rijstplanten aan. De dieren worden volgens Gittenberger over de hele wereld verhandeld. Ook in Nederland zijn ze af en toe in dierenwinkels te koop.
In 1992 werd er een internationaal slakkencongres gehouden, waar een bioloog uit Hawaii meedeelde dat de appelslak inmiddels een plaag was geworden in Taiwan, Japan, Filipijnen, China, Vietnam, Thailand, Indonesië en Nieuw-Guinea. Ze waren ook tot Hawaii doorgedrongen, waarschijnlijk nadat ze uit een aquarium ontsnapt waren. Daar deden ze zich te goed aan het oude cultuurgewas taro, waarvan de wortelstok gegeten wordt.
Uit Japan is bekend dat de slakken kool nog lekkerder vinden dan jonge rijstplanten. Gittenberger zegt van een aquariumhandelaar in Nederland gehoord te hebben dat sommige klanten na aankoop van een appelslak boos terugkwamen. Want het dier had in een paar dagen het hele aquarium leeggeten.
Volgens De Winter en Gittenberger is de gang van zaken met de appelslak een typisch voorbeeld van faunavervalsing. Een diersoort belandt in een vreemde omgeving waar geen of onvoldoende natuurlijke vijanden zijn, en ontwikkelt zich vervolgens tot een plaag. Iets dergelijks is al tientallen jaren geleden gebeurd met de Afrikaanse reuzenslak die ook in Azië werd geïntroduceerd en daar eveneens een plaag werd voor de landbouw, vooral in Indonesië.
Een ander voorbeeld is volgens Gittenberger de slak Theba Pisana die oorspronkelijk alleen in het westelijk deel van het Middellandse-Zeegebied voorkwam, maar in de Verenigde Staten terecht is gekomen. Daar heeft het dier zich ontwikkeld tot een plaag in citrusplantages. Hetzelfde is in Israël gebeurd.
Vietnamese biologen schijnen bij de introductie al gewaarschuwd te hebben voor de gevaren. Nadat de eerste exemplaren ontsnapt waren, verbood de regering enkele jaren geleden, tevergeefs, de slakkencultuur. Vorig jaar gaf de Vietnamese premier Vo Van Kiet persoonlijk opdracht de kwekerijen te sluiten. Juist in die tijd deden zich de overstromingen voor.
De Winter kent de Vietnamese soort niet, evenmin als dr E. Gittenberger van het Nationaal Natuurhistorisch Museum in Leiden. Maar dat is niet vreemd, aldus De Winter. Het geslacht Pomacea telt veel soorten en ondersoorten. Hun gedrag is meestal hetzelfde. Het zijn grote dieren met een slakkehuis van vijf centimeter doorsnee. Van oorsprong komen ze uit Zuid-Amerika, met name Argentinië.
Het zijn eigenlijk zoetwaterslakken, maar ze leven volgens De Winter amfibisch. Ze houden het dus ook op het land uit. Rijstvelden zijn ideaal voor ze, want die staan meestal onder water. Vrouwtjesslakken leggen in augustus en september om de twee tot drie dagen circa vijfhonderd eieren.
De eerste melding dat de appelslak een plaag werd, komt volgens De Winter uit Japan en dateert uit 1986. Ook daar vrat de als voedsel geïntroduceerde slak op grote schaal jonge rijstplanten aan. De dieren worden volgens Gittenberger over de hele wereld verhandeld. Ook in Nederland zijn ze af en toe in dierenwinkels te koop.
In 1992 werd er een internationaal slakkencongres gehouden, waar een bioloog uit Hawaii meedeelde dat de appelslak inmiddels een plaag was geworden in Taiwan, Japan, Filipijnen, China, Vietnam, Thailand, Indonesië en Nieuw-Guinea. Ze waren ook tot Hawaii doorgedrongen, waarschijnlijk nadat ze uit een aquarium ontsnapt waren. Daar deden ze zich te goed aan het oude cultuurgewas taro, waarvan de wortelstok gegeten wordt.
Uit Japan is bekend dat de slakken kool nog lekkerder vinden dan jonge rijstplanten. Gittenberger zegt van een aquariumhandelaar in Nederland gehoord te hebben dat sommige klanten na aankoop van een appelslak boos terugkwamen. Want het dier had in een paar dagen het hele aquarium leeggeten.
Volgens De Winter en Gittenberger is de gang van zaken met de appelslak een typisch voorbeeld van faunavervalsing. Een diersoort belandt in een vreemde omgeving waar geen of onvoldoende natuurlijke vijanden zijn, en ontwikkelt zich vervolgens tot een plaag. Iets dergelijks is al tientallen jaren geleden gebeurd met de Afrikaanse reuzenslak die ook in Azië werd geïntroduceerd en daar eveneens een plaag werd voor de landbouw, vooral in Indonesië.
Een ander voorbeeld is volgens Gittenberger de slak Theba Pisana die oorspronkelijk alleen in het westelijk deel van het Middellandse-Zeegebied voorkwam, maar in de Verenigde Staten terecht is gekomen. Daar heeft het dier zich ontwikkeld tot een plaag in citrusplantages. Hetzelfde is in Israël gebeurd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten